Een bezoek aan deze stammen is behoorlijk indrukwekkend. ’s Morgens bij aankomst is het nog fris en zitten de kleintjes bij een vuurtje om warm te worden. Zodra men is aangekomen kan er eerst een kijkje in het kamp worden genomen en via de lokale gids een praatje gemaakt worden. Deze gids heeft een jaar bij de Hadzabe stam gewoond (ook wel Bosjesmannen genoemd) waardoor hij hun kliktaal spreekt en volledig hun vertrouwen heeft. Na het eerste contact kan er op jacht gegaan worden of kan er geoefend worden met pijl en boog.
Bij de Datoga stam staan de vrouwen al te wachten. Zij hebben allen dezelfde echtgenoot en wonen samen in een boma: diverse hutjes op een terreintje dat is omgeven door takken. De hiërarchie onder hen is groot maar daar merkt men als buitenstaander niet veel van. Hier kan binnen in de hutjes gekeken worden hoe het is ingericht en hoe ze leven. Ze vinden het erg leuk om “gasten” te ontvangen. De mannen beoefenen nog beroepen zoals het al een paar honderd jaar wordt gedaan. Ook zij laten graag zien hoe behendig ze zijn.